49ste plaats, Antwerpen
Kruimelpad
16 de eeuw: de eerste GAS-boetes in Antwerpen?
De musea zijn opnieuw open, ik ga binnenkort weer es naar ons Antwerps Werelderfgoed: museum Plantijn-Moretus op de Vrijdagmarkt. Om een plaatselijke boekhandel te steunen, heb ik tijdens de lockdown een aantal boeken gekocht. Eén ervan gaat over een fenomeen, een doorzetter, een werker, een overlever. ‘De woordenaar’ van auteur Sandra Langereis vertelt de levensloop van Christoffel Plantijn.
Christoph Plantin was een Fransman, zijn moeder stierf toen ie nog een kleuter was, zijn vader liet hem op zijn veertiende alleen achter in Parijs. En toch heeft die jongeman het gepresteerd om later de grootste drukker en uitgever ter wereld te worden, ondanks een bankroet, ondanks ups en downs, ondanks crisissen, ondanks de beeldenstorm en de Spaanse furie in die woelige 16de eeuw.
Toen Plantijn rond 1550 in Antwerpen toekwam, liet hij zijn naam onmiddellijk vernederlandsen. Christoph Plantin werd Christoffel Plantijn, over inburgering gesproken.
Hoe oud hij was, wist ie niet, als hij op het Antwerpse stadhuis officiële papieren moest invullen, gokte hij zijn leeftijd. Het stadsarchief bewaart documenten die dat aantonen.
Het is geen toeval dat Plantijn de handelsmetropool Antwerpen koos om zijn plannen te kunnen verwezenlijken. Dankzij de handelsbeurs -uniek in Europa!- was er enorm veel kapitaal in de stad. Vertegenwoordigers van de voornaamste Europese bankiersfamilies (banken bestonden nog niet) en kooplui uit alle handelslanden kwamen in de handelsbeurs zakendoen. Het was er soms zo druk dat er transacties op straat moesten worden afgehandeld. Beginnende ondernemers als Plantijn vonden er dus vroeg of laat wel een geldschieter.
In 1570 was Plantijns drukkerij de grootste ter wereld met 16 drukpersen en meer dan 50 mensen in dienst. Hij drukte de eerste Nederlandse woordenboeken en wetenschappelijke woordenlijsten. In de werkplaatsen heerste discipline, er stond een boete op “snotte-bellen aen yemants dingen doen” en op winden laten. (de eerste GAS-boetes ?)
Plantijn heeft heel zijn leven, van knecht over leerjongen tot drukker keihard gewerkt. Dat eiste zijn tol, in zijn brieven klaagt hij vaak over zijn chronische kolieken. Zijn schoonzoon merkt op dat zijn schoonvader zich goed voelde als hij buiten Antwerpen was maar dat zijn maagklachten dubbel en dik terugkeerden van zodra hij weer een voet in zijn drukkerij De Gulden Passer zette.
Naast zijn drukkerij en een boekenwinkel bij het noordportaal van de kathedraal had hij ook een handel in kant en linnengoed. Omdat Plantijn een wees was, vertrouwde hij alleen familie, zijn 5 dochters hielpen mee in de kanthandel, 3 van zijn schoonzonen (die hij zelf gekozen had) hielpen mee in de drukkerij.
Schoonzoon Jan Moretus neemt na Plantijns dood de drukkerij over en via zijn nakomelingen blijft die bestaan tot in de 19de eeuw. In 1876 verkoopt Edward Moretus de drukkerij met volledige inboedel aan de stad Antwerpen en de Belgische staat. Wat moeten we die man dankbaar zijn !
Onze musea zijn opnieuw open, hoera, allen daarheen !!!